Begin februari kwamen de deelnemers van FoodLab teeltondersteunende voorzieningen (tov) voor de tweede keer bijeen. Niet zoals gepland op een erf in Zundert, maar wegens coronamaatregelen online. Met de basiskennis over aardbeienteelt op zak was aan de deelnemende ontwerpers gevraagd een korte pitch voor te bereiden met daarin hun eerste ideeën. Die liepen uiteen van vernieuwende abstracte denkbeelden tot bijna-tastbaar voor te stellen concepten. Telers zijn op zoek naar een beter imago en de ontwerpers dagen hen uit; zijn ze bereid aanpassingen op hun bedrijf te doen om dat te bereiken? En zijn de gedroomde aanpassingen realistisch?
FoodLab tov ging eind 2020 van start. We moeten het namelijk hebben over tov, begrepen we van de zacht fruit sector. Tijdens het FoodLab duikt een groep ontwerpers, telers en toeleveranciers in de mogelijkheden en onmogelijkheden van tov.
Tov zijn de vaak zichtbare, vaak grotendeels plastic, hulpmiddelen voor teelt van bijvoorbeeld zacht fruit, asperges en teelt met fruitbomen. Vanzelfsprekend hebben deze hulpmiddelen een functie zoals het afweren van vogels, reguleren van temperatuur, het minimaliseren van waterverbruik of gewasbescherming. Dit zijn echter inhoudelijkheden die het oog van de gemiddelde consument niet ziet. Er is daarom een groeiende scepsis jegens deze hulpmiddelen en dat wordt weerspiegeld in lokaal beleid. Het is een goed moment om in tov te duiken: wat zijn uitdagingen, kansen en mogelijke innovaties?
Ontwerpers: Christien Meindertsma, Fides Lapidaire, Jord den Hollander, Lieke Frielink, Marnix van de Vijver, Mitch van Veldhoven en Rosa van der Kamp
Telers: Erik Peeters, Jan van Meer, Mark van Aert, Niels Huismans en Stef Buiks
Toeleveranciers: Sebastiaan Smeur (Meteor Systems) en Twan van den Brand (CLTV)
Bewoners en recreanten in het buitengebied lijken zich in toenemende mate te storen aan tov. Het zien van stalen stellages en plastic overkappingen lijkt hen niet aan te staan. Een interessante ontwikkeling, want zoals in deze sessie gezegd werd ‘tov geven geen licht, bewegen niet en maken geen geluid’. Waar zit de ergernis dan? Er worden verschillende gedachten uitgesproken, van ‘mensen komen met vertekende verwachtingen in het buitengebied wonen’ tot ‘als ze het nut van tov zouden begrijpen dan zou het probleem al grotendeels opgelost zijn’. Aannames, waar misschien een kern van waarheid in zit maar die tijdens een sessie lastig te checken zijn. Één ding is duidelijk: de omwonenden en recreanten eten zelf hoogstwaarschijnlijk zelf graag jaarrond aardbeien en het landschap staat deels ten dienste van hun consumptiegedrag.
Gebaseerd op diverse aannames die leven en geïnspireerd door het vraagstuk, pitchten de ontwerpers kort hun eerste ideeën. Deze zijn zeer uiteenlopend en er is voor ieder wat wils. We lichten een paar denkwijzen uit.
Een nieuw imago
Rosa trapt af met een vurig betoog over het imago van de appel versus het imago van de aardbei. ‘De appel is uitgegroeid tot het meest populaire fruit en waarom? Marketing.’ Er zijn fantastische aardbeirassen en het gegeven dat consumenten daar geen besef van hebben ziet ze als een gemiste kans. Als inspiratiebron voor ‘de aardbei als luxeproduct’ noemt Rosa een voorbeeld uit Japan. Een hele bijzondere hoogkwalitatieve aardbei gaat per stuk over de toonbank voor ruim €20. De informatie over deze aardbei gaat voornamelijk over de teeltwijze, en de benodigde tov worden mooi en duidelijk in beeld gebracht. Ze worden zelfs als reden van de hoge prijs geduid. Een bron van inspiratie voor de mogelijkheden van goede marketing en transparante communicatie.
– beeld van Mikagi Ichigo
Mitch kan zich vinden in een nieuw verhaal over de aardbei. Bij een rondvraag onder zijn vrienden en collega’s concludeerde hij dat de aardbei spreekwoordelijk dood is. Er is geen spannend verhaal of aanleiding voor mensen om met elkaar over de rode vrucht te praten. Hij pleit voor een ‘aardbei-avontuur’. Er valt ontzettend veel te ontdekken rondom de aardbei en het zou een kunst zijn om dat te vertalen naar iets wat consumenten nieuwsgierig maakt.
Marnix begint zijn betoog met de duiding dat imago en identiteit twee verschillende dingen zijn. Je identiteit is wie en hoe je bent, en je imago is hoe andere mensen je zien. ‘Zorg dat het gat tussen deze twee niet te groot is. Je kan bijvoorbeeld duurzaam bezig zijn, maar als niemand dat ziet of weet is het zonde. Be good & tell it, dus!’
Een ontmoetingsplek
Lieke neemt ons mee in de wereld van horti conclusi: ommuurde tuinen. Een oud concept waar dramatiek en de ervaring van de bezoeker integraal onderdeel van zijn. Ze vraagt zich hardop af hoe we dit idee kunnen laten aansluiten op de bedrijven van de telers. Een ommuring is een breed concept, we kunnen denken in zichtlijnen, lanen, hagen en biodiversiteit. ‘Kan het helpen als we bedrijven gaan zien als landgoederen?’ vraagt ze.
Christien is ook terug in de tijd gedoken om antwoorden op de huidige situatie en vraagstukken te vinden. Er is structureel iets veranderd in hoe we kassen zien, ‘in oude tekeningen en schilderijen zie je hoe grootschalige kassen geromantiseerd werden’. Wellicht zijn het meer de materialen dan de structuren die weerstand oproepen, oppert ze. Met beelden van gevlochten houten kasstructuren die nomaden vroeger gebruikten en een Koreaanse kas uit 1450 met een papieren dak neemt Christien ons mee in de wondere wereld van prachtige kassen. Ze is geïnspireerd tot een zoektocht naar alternatieve materialen om de schoonheid van de kas te herstellen.
– schilderij door Auguste Garneray (1805)
Ook Fides schetst een ontmoetingsplek die qua sfeer de huidige bedrijven overstijgt. Het kernwoord voor Fides is ‘schoonheid’ en met name het spanningsveld tussen schoonheid en efficiëntie houdt haar bezig. Ze deelt haar eigen ervaringen en behoeften als recreant in het buitengebied: ‘ik hou van fietstochten maken in het buitengebied en wanneer ik dat doe, vind ik altijd momenten van rust en verwondering bij de kapelletjes. Dus ik denk aan een kathedraal. Openheid, schoonheid, verbazing en efficiëntie kunnen samenkomen. Je kunt spelen met lichtinval en met de vorm van de constructie. Het zou een openbare plek moeten zijn waar ruimte is voor ieders geluid; telers en omwonenden. De lange repetitieve lijnen van teelt werken verwonderlijk en kunnen geïncorporeerd worden in het uitzicht.’ Jord complimenteert Fides met haar “godsbesef in plastic”.
Het productielandschap
Jord richt zich op het spanningsveld tussen producent en consument. ‘Waar de consument denkt “kan dit niet anders?” denkt de producent “het kan niet anders”. Het inrichten van een productielandschap biedt mogelijkheden om stad en land met elkaar te verbinden.’ Als voorbeelden noemt hij een skihelling op een vuilverbrandingsfabriek en een kas op een distributiecentrum. ‘Van iets onaantrekkelijks iets aantrekkelijks maken en twee dingen met een slecht imago combineren tot iets bijzonders kan de ervaring en beleving van mensen compleet veranderen.’ Ook voor de aardbei moet een manier zijn om mensen te laten ervaren dat onder het plastic een aantrekkelijke wereld schuilgaat.
– copyright Lufa Farms
Na de presentaties was één ding duidelijk; zowel boeren als ontwerpers zaten vol vragen voor elkaar. Er volgen fascinerende gesprekken in digitale breakout rooms, waar kleine beelden met bewegende hoofden hun enthousiasme, zorgen en passie uiten. Gesprekken gaan over ‘(bio)diversiteit creëren met arbeidsmigranten – aardbeimigranten’ en ‘de huidige uitdagingen als resultaat van onduidelijkheid over de eigenaarschap van het buitengebied’, maar ook over ‘materialen die meer verwelkomend werken’.
Het was een vruchtbare middag waarop gedacht werd in metaforen, obstakels, openheid en verbinding. Telers gaven terug verbaasd te zijn in hoeverre het gesprek over imago ging en minder over pragmatische oplossingen en zagen tegelijkertijd in dat dat enorm waardevol is. Begin maart denkt de groep met elkaar verder.
FoodLab teeltondersteunende voorzieningen is een project van Kunstloc Brabant, gemeente Breda, REWIN, ZLTO en Fruitport West-Brabant. Agri meets Design is communicatiepartner. Het FoodLab vindt plaats van najaar 2020 tot voorjaar 2021. Het project is mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van het LIB, gemeente Breda en Kunstloc Brabant. Meer informatie vind je hier.